Lessuggesties voor de groepen 1 t/m 6
Verschillende ideeën voor wisselende
leeftijdsgroepen,
naar eigen inzicht en ervaring te
gebruiken.
Voorbereiding:
Theater?
Omdat met name kleuters vaak nog niet bekend zijn met het fenomeen ‘theater’ is het prettig als ze een beetje weten wat ze te wachten staat.
Hierbij wat ideeën ter voorbereiding:
Vraag wie er al eens naar het theater geweest is.
Hoe zag dat eruit? Wat heb je allemaal gezien?
Als de
voorstelling buiten de school plaatsvindt (Op een andere school, in een gymzaal of in een theater) kunt u hier iets over vertellen:
Hoe gaan ze ernaar
toe, wie is hun begeleider, hoe ziet de zaal eruit, moeten ze hun jas en/of
schoenen uittrekken, waar kunnen ze naar het toilet?
Vertel over de
rol van het publiek.
Zorg dat je,
voordat je de zaal ingaat, naar de w.c. bent geweest want tijdens de
voorstelling is dat lastig; het is donker, je mist een stuk van het verhaal en
het stoort de andere kinderen en de spelers.
Als je binnenkomt
ga je rustig zitten op de aangewezen plek. Meestal zitten de jongste (kleinste)
kinderen vooraan en de oudste (langste) kinderen achterin. Als het licht in de
zaal uitgaat begint de voorstelling. Tijdens de voorstelling mag je niet
kletsen, eten of lopen maar natuurlijk
wel reageren op/meeleven met de voorstelling; lachen, zingen, klappen etc. Als
de voorstelling afgelopen is en je hebt het naar je zin gehad, kun je de
spelers bedanken door voor ze te klappen (applaus).
De
voorstelling.
In de voorstelling
wordt een verhaal verteld en gespeeld. Het gebeurt terwijl je kijkt. Als je
binnenkomt is er al een hoop te zien en te horen; Je ziet het strand, duinen, een vuurtoren en de zee. Dit is het
decor. In het decor zit een
kapitein gitaar te spelen.
Het verhaal.
Een kapitein is
met zijn schip op de klippen geslagen en aangespoeld op een piepklein eilandje.
Om andere schepen te waarschuwen bouwt hij, met de brokstukken van zijn schip,
een vuurtoren. Verder doet hij waar hij zin in heeft; vissen, jutten en een
beetje gitaarspelen.
Dan vangt hij iets
in zee waardoor zijn leven in één klap verandert…
Ideeën om al
een beetje in de sfeer te komen:
C.D.
Bij deze lesbrief
hoort een c.d. Hierop staat het liedje
“Zeebenen”, wellicht leuk om te laten horen en/of aan te leren. De tekst gaat
zo:
Landrotten
hebben een hekel aan varen
zijn
aan de wal heel tevree
Ze
voeren de vissen bij woelige baren
zij
worden ziek van de zee
Maar
jij kunt dansen op de woeste golven
Zout
op je lippen, je haar in de wind
Bijna
door de zee bedolven
maar
als je blijft staan heb je zeebenen kind
Zeerobben
worden aan wal ongelukkig
op
een schip zijn ze tevree
Als
ze niet varen dan worden ze nukkig
want
zij verlangen naar zee
Dansen
op de woeste golven
Zout
op je lippen, je haar in de wind
Bijna
door de zee bedolven
Toch
blijf je staan met je zeebenen kind
Zeegeluiden
Op de c.d. staan ook
zeegeluiden (duurt ongeveer een uur).
Dit kan op verschillende
momenten gebruikt worden als sfeermuziek
tijdens de voorbereidende
activiteiten zoals het vertellen over
de voorstelling
of het tekenen van een
vuurtoren.
Aan het strand kun je een heleboel spullen vinden;
schelpen natuurlijk, maar ook hout, touw, schoenen, flessen en nog veel meer.
Vaak zijn die spullen tijdens een storm overboord gewaaid en in zee terecht gekomen.
Als het heel erg mis gaat kan het schip vergaan
en komt alles wat in het schip zat in de zee terecht.
Die spullen kun je dus vinden aan het strand. Dat heet strandjutten.
Nu wonen jullie misschien niet aan het
strand, maar dat is helemaal niet erg,
want op straat kun je ook van alles vinden,
dan noemen we het gewoon straatjutten.
En zo kun je natuurlijk ook pleinjutten of
parkjutten.
Ga met (groepjes) kinderen naar buiten en
laat ze jutten.
Daarna verzamelt iedereen zich weer in de
klas om te laten zien wat er gevonden is.
Je kunt ze over iets wat ze hebben gevonden
een verhaal laten verzinnen;
Van wie is het geweest? Hoe is het daar terechtgekomen?
(TIP: vieze dingen als hondenpoep en afgekloven kauwgom laten liggen.
Dat geldt ook voor scherpe dingen als
glasscherven)
Delen van het
schip;
Teken de romp van
een schip op het bord. Vraag aan de kinderen wat er allemaal aan/op een schip
zit en of ze het erbij kunnen tekenen/aan kunnen wijzen, bijvoorbeeld:
Waar zit het dek,
het roer, het ruim, de mast, de zeilen,
het anker, het kraaiennest, de kiel, stuurboord (rechts), bakboord (links), de
kombuis, patrijspoorten, de scheepsbel, kapiteinshut enzovoorts
Om te zorgen dat de schepen ook ’s nachts
kunnen zien waar de kust is zijn er vuurtorens. Vroeger was het alleen een
groot vuur op het hoogste duin,
nu zijn het dus torens met daarop een lamp
met lenzen om het licht te bundelen.
Iedere vuurtoren geeft op een andere manier
licht.
Zo kunnen de schepen herkennen welke
vuurtoren het is.
Maak een tekening van de vuurtoren die jij
op jouw eiland zou bouwen
Uitdrukkingen
Een uitdrukking is een manier om iets te
zeggen.
Meestal bedoel je iets anders dan je
letterlijk zegt, bijvoorbeeld:
“Ik kreeg de wind van voren” betekent niet dat je tegenwind had,
maar dat je op je kop hebt gekregen.
Er zijn veel uitdrukkingen die te maken
hebben met varen en de zee,
weet jij wat ze betekenen?
Alle zeilen bijzetten
De beste stuurlui staan aan wal
Water naar de zee dragen
Met alle winden meewaaien
Je bent een zoetwatermatroos
Je hoofd boven water houden
Schoon schip maken
Er kunnen geen twee kapiteins op één schip
zijn
Een oogje in het zeil houden
Onder zeil gaan
Met iemand in zee gaan
Aan het roer zitten
De wind in de rug hebben
Je schepen achter je verbranden
Recht door zee gaan
Weet je er nog meer?
In “Zeebenen” gebruiken we ook ‘Zee-uitdrukkingen’ let maar op …
Er wordt door zeelui heel wat afgeknoopt.
En die knopen moeten goed vast zitten
anders gebeuren er rare dingen.
We doen een spoedcursus zeemansknopen,
als je wilt oefenen gebruik dan een stuk
nylon touw van ongeveer 1 meter.
De “platte knoop”
is een hele sterke knoop en niet zo lastig
om te maken.
Als je het fout doet krijg je een veel minder sterke knoop:
Een “oud wijf”
De “paalsteek”
is een handige knoop waarmee je
bijvoorbeeld snel een touw aan je fietsstuur kunt binden zodat je hem uit het
water kunt trekken.
Naverwerkingsopdrachten bij de
voorstelling:
Kringgesprek.
Vragen over het
verhaal
-
Wat vond je leuk/waar
heb je om gelachen?
-
Waren er ook
spannende momenten? Welke waren dat?
-
Het verhaal
werd gespeeld met poppen en ‘echte’ mensen. Wie waren de poppen? (De Meeuw,
Frietje, kleine kapitein, kleine juffrouw ) En wie waren ‘echt’? ( De kapitein
en de Juffrouw)
-
Soms zie je
de kapitein in het groot, maar als hij gaat vissen is hij ineens klein, waarom
is dat denk je? Gebeurde dat vaker in de voorstelling, dat je iets in het groot
en ook in het klein zag?
-
De kapitein
denkt eerst dat de meeuw vals is, snap je waarom?
-
Is de meeuw
ook echt vals?
-
Wat
dacht/hoopte jij dat er in de kist zat?
-
Als de
kapitein de baby vindt is hij helemaal
niet blij, waarom niet?
-
Maar als de
juffrouw Frietje komt halen is hij ook niet blij, hoe kan dat?
-
Wat heeft
Frietje allemaal geleerd tijdens de voorstelling?
-
Hoe krijg je
zeebenen?
Opgroeien:
Tijdens de voorstelling wordt Frietje groot.
Kon je zien dat de baby en het meisje allebei Frietje waren? Waaraan zag je
dat?
Neem allemaal een
foto mee van toen je nog een baby was. Hussel ze door elkaar en probeer te
raden wie elk baby’tje is. Waaraan kon je ze herkennen?
Maak een tekening
van jezelf zoals je er nu uitziet, maak nog een tekening hoe je denkt dat er je
over 20 jaar uitziet, en één van jezelf als 60-jarige.
Wat blijft hetzelfde?
En wat verandert er denk je?
Scheepstaal:
Heb je nog
zeemanswoorden of uitdrukkingen gehoord in de voorstelling ?
(Alle hens aan
dek, reddingssloepen, naar de haaien
gaan, flessenpost)